Gaap. Het is vroeg. Echt supertof dat JP en zijn vriendin mij zo vroeg willen afzetten op Schiphol. De autorit verloopt vlot en voordat ik het weet, stap ik de vertrekhal binnen. Maar het goede gevoel verdwijnt snel als ik zie dat mijn vlucht vertraging heeft.
Bij de gate aangekomen merk ik dat het weer zo’n dag is. Er zijn meerdere passagiers van wie de handbagage ineens niet meer lijkt te voldoen aan de eisen van de luchtvaartmaatschappij. De ene na de ander wordt aangesproken, en ik zie hoe ze, met zichtbare tegenzin en frustratie, allemaal hun portemonnee trekken om bij te betalen. Het lijkt zo willekeurig, het voelt niet oké.
Een paar minuten later zie ik hem weer. Hij staat met een rechte rug in de rij. Heeft zijn koffertje nou geen wieltjes meer? En dan valt het me op: hij heeft de wieltjes gewoon afgebroken! Een glimlach verschijnt in mijn gezicht, wat een briljante actie. Hij sleept, of beter gezegd schraapt zijn koffertje over de grond. Het ongemak druipt van de gezichten van het personeel en de andere passagiers die wél hebben betaald. Ik probeer hem een bemoedigende blik toe te werpen, alsof we samen in een klas zitten en hij net een meesterlijke streek heeft uitgehaald waar hij mee wegkomt. Maar mijn ‘priority lane’ roept en ik moet het vliegtuig in.
Na de landing, in de aankomsthal, zie ik hem weer. Dit keer stap ik op hem af. “Wat een geweldige actie, man,” zeg ik, en hij lacht warm. “Ondanks dit systeem, geef ik geen centimeter van mijn waardigheid op,” zegt hij. Ik krijg kippenvel. Wat een kracht zit er in die woorden. We lopen een stukje samen op en raken aan de praat. Hij vertelt me dat hij op weg is naar Egypte, naar zijn familie. Ze zijn in 2017 samen gevlucht uit Sudan. Zijn verhaal raakt me diep. Terwijl ik luister, realiseer ik me hoe goed hij Nederlands spreekt—veel beter dan ik, zelfs met mijn zachte Nijmeegse accent.